Drieluik terugblik op 2021 – Deel I: Top 5 uitspraken van de Hoge Raad in 2021

blog arbeidsrecht 2021 deel1

In 2021 heeft de Hoge Raad weer een aantal richtinggevende uitspraken gedaan. Hieronder leest u een samenvatting van spraakmakende uitspraken voor het arbeidsrecht.

Op 1: Ontslag op staande voet wegens langer wegblijven op vakantie

Werknemer wil op vakantie. Werkgever staat de vakantie gedeeltelijk toe. Werknemer pakt toch de hele vakantie en vervalst het document waaruit zou blijken dat hij de terugreis geboekt had, maar door overmacht niet terug kon reizen. Er volgt ontslag op staande voet. Kantonrechter en gerechtshof laten het ontslag op staande voet in stand. De Hoge Raad oordeelt dat de rechter ook moet meewegen of het verlof aanvankelijk geweigerd had mogen worden. Als dat niet geweigerd had mogen worden, is de aard en de ernst van het gedrag dat de werknemer verweten wordt minder zwaarwegend.

Op 2: Termijnen

Termijnen zijn in het arbeidsrecht fataal. Een verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet moet binnen twee maanden ingediend zijn. De Hoge Raad oordeelt dat de ontvangsttheorie geldt. Een verzoekschrift dat gefaxt wordt op 24 december om 23:59 uur maar de volgende dag om 00:05 uur bij de rechtbank binnenrolt, is ingediend op 25 december. Een termijn die op 26 oktober gaat lopen, eindigt op 26 december. Sinds 1 januari 2019 is de algemene termijnenwet van toepassing op het arbeidsrecht. Omdat 26 december een feestdag is, verschuift de termijn naar de eerstvolgende werkdag en niet terug in de tijd, zoals partijen in deze zaak dachten.

Voor het aanspraak maken op de transitievergoeding, geldt een termijn van drie maanden. De Hoge Raad oordeelt dat als partijen zijn overeengekomen dat de arbeidsovereenkomst eindigt ‘op’ of ‘per’ 1 maart, de termijn gaat lopen op de laatste werkdag (vanaf 28 februari) en deze dus eindigt op 28 mei. Het verzoekschrift dat op 31 mei is ingediend, is in dat geval te laat.

Op 3: Opzegverbod tijdens ziekte

Als de werknemer arbeidsongeschikt is, mag de werkgever de arbeidsovereenkomst niet opzeggen. Indien de werkgever een ontslagvergunning aanvraagt bij UWV wegens bedrijfseconomische reden en de werknemer wordt daarna ziek, geldt de ontslagbescherming wegens ziekte niet. Ook niet als de werknemer daarna naar de kantonrechter stapt. Hoe is de vergelijkbare situatie als UWV de vergunning weigert, de werknemer zich ziek meldt en werkgever naar de kantonrechter gaat?

De A-G bij de Hoge Raad geeft haar visie. In dat geval heeft de werknemer ontslagbescherming en mag de kantonrechter de arbeidsovereenkomst niet ontbinden. Overigens merkt de A-G (advocaat-generaal) nog op dat niet de datum van de ziekmelding, maar de datum van vastgestelde arbeidsongeschiktheid geldt. Om die reden zal een ‘tactische’ ziekmelding de werknemer meestal niet baten.

Op 4: Moet de e-grond (ontslag wegens verwijtbaar handelen) gezien worden als een laatste redmiddel?

Werknemer werd ontslagen wegens ernstig verwijtbaar handelen. Hij had als statutair directeur het bedrijfspand, waar hij zelf eigenaar van was, aan zijn werkgever verhuurd. Het bedrijf had wel huur afgedragen maar had de ruimte niet nodig en niet gebruikt. Werknemer vond dat bij ontslag wegens verwijtbaar ook afgewogen moet worden of de werkgever niet met een ander, minder ver strekkend middel had kunnen volstaan. Met andere woorden, hij vond dat ontslag op de e-grond aangemerkt moet worden als laatste redmiddel.

De Hoge Raad oordeelde dat bij ontslag wegens verwijtbaar handelen alleen gekeken moet worden of het gedrag zodanig is dat van de werkgever niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst in stand te laten. Daarbij moet van tevoren voor werknemer duidelijk zijn, wat ongeoorloofd is. Werkgever mag geen buitensporige eisen stellen. De stelling van werknemer dat eerst gekeken moet worden naar andere, minder ver strekkende mogelijkheden (anders dan ontslag), volgt de Hoge Raad niet. De e-grond is aldus geen laatste redmiddel.

Op 5: Geldt er een verzekeringsplicht voor het werken met ZZP-ers?

Een werkgever heeft een wettelijke zorgplicht voor een werknemer als een ongeval plaatsvindt op de werkvloer. De werkgever heeft een verzekeringsplicht voor het geval de werknemer in uitoefening van zijn werk ongeval overkomt in het verkeer. Als het bedrijf met werknemers èn met zelfstandig ondernemers werkt, is het bedrijf ook aansprakelijk als de zelfstandig ondernemer een ongeval op de werkvloer overkomt. In deze zaak lag de vraag voor of deze lijn ook doorgetrokken moet worden naar ongevallen van zelfstandig ondernemers in het verkeer.

Het hof oordeelde dat dit in bepaalde omstandigheden wel mogelijk is, namelijk als de zzp-er een vergelijkbare positie heeft als een werknemer van de opdrachtgever. De A-G bij de Hoge Raad vond dit te ver gaan en de Hoge Raad volgt het advies van de A-G. Dat betekent dat er geen verzekeringsplicht is voor bedrijven/opdrachtgevers als een zelfstandig ondernemer een ongeval krijgt in het verkeer, ook niet als de zelfstandig ondernemer op een vergelijkbare manier werkt als de werknemers van de opdrachtgever.

Tot slot

Hebt u na het lezen van deze blog nog vragen over spraakmakende uitspraken? Of wilt u sparren met onze advocaten over een specifieke kwestie? Neem contact op met onze sectie arbeidsrecht via het e-mailadres of telefonisch via 088-8840840. We helpen u graag verder!