In oktober 2021 en in februari 2022 las u al over enkele voorbeelden van succesvol doorlopen TVL-procedures. In deze blog vertellen wij graag meer over twee TVL-procedures waarin wij ondernemers mochten bijstaan nadat de TVL-aanvraag was afgewezen en ook het bezwaar ongegrond was verklaard door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Casus 1:
Deze ondernemer exploiteert sinds eind 2019 een restaurant en is begin 2019 ingeschreven op het KvK-nummer van een slapende vennootschap die sinds eind 2016 ingeschreven staat bij de Kamer van Koophandel en tot begin 2019 niet actief is geweest. Aangezien de ondernemer pas eind 2019 omzet is gaan genereren met het restaurant maar de RVO de inschrijfdatum uit 2016 als start van de activiteiten aanmerkt heeft de ondernemer geen recht op TVL-subsidie nu hij volgens de RVO niet voldoet aan het minimale omzetverlies.
Beroep
Nadat de TVL-aanvraag was afgewezen door de RVO en zij ook het bezwaar van de ondernemer ongegrond had verklaard stond er nog maar één optie open om toch TVL-subsidie te ontvangen; een beroepsprocedure bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).
De gronden van het beroep waren duidelijk. De ondernemer stelde zich namelijk op het standpunt dat de RVO ten onrechte de inschrijfdatum van de slapende vennootschap uit 2016 had gehanteerd bij de beoordeling van de aanvragen voor de TVL-subsidie. De RVO had een afwijkende referentieperiode moeten hanteren. Wanneer de RVO een afwijkende referentieperiode zou hanteren, zou het restaurant namelijk wel recht hebben op TVL-subsidie.
Het oordeel van het CBb
Het CBb volgde ons volledig in het naar voren gebrachte standpunt. De RVO had ten onrechte de inschrijfdatum uit 2016 gehanteerd en zij had moeten kijken naar de feitelijke datum van de start van de activiteiten van het restaurant. De inschrijving uit 2019 had volgens het CBb te gelden als een nieuwe inschrijving omdat er geen sprake was van een voortzetting van een bestaande onderneming. Het restaurant had een ander concept, was gevestigd in een andere stad en had ook een andere naam dan de onderneming die in 2016 was ingeschreven. Aangezien het restaurant ook pas eind 2019 haar benodigde vergunningen had ontvangen, en zij pas vanaf eind 2019 omzet kon gaan genereren, had de RVO een afwijkende referentieperiode moeten hanteren zo vond het CBb.
Het CBb heeft de RVO dan ook opgedragen om de TVL-aanvraag van de ondernemer opnieuw te beoordelen en hierbij een afwijkende referentieperiode te hanteren. Het gebruik van deze afwijkende referentieperiode maakt dat het restaurant wel recht heeft op TVL-subsidie. Al met al een mooi resultaat!
Casus 2:
In een andere zaak van een andere ondernemer waren wij vanaf het bezwaarschrift al betrokken bij de zaak. Nadat de RVO het bezwaarschrift ongegrond had verklaard hebben wij namens de ondernemer beroep ingesteld bij het CBb. De gronden voor het beroep waren hier vergelijkbaar met die van de hierboven omschreven zaak. De ondernemer had in het begin van het jaar zijn onderneming ingeschreven bij de Kamer van Koophandel maar kon pas aan het einde van het jaar beginnen met het genereren van omzet omdat hij in afwachting was van de noodzakelijke vergunningen.
Nog vóór de reeds geplande mondelinge behandeling van de zaak bij het CBb ontvingen wij een brief van het RVO waarin zij aangaven het bezwaar te hebben herzien op basis van de naar voren gebrachte standpunten en het bezwaar op basis van deze herziening alsnog gegrond te verklaren. Ook hier kreeg de ondernemer dus alsnog de TVL-subsidie uitgekeerd!
Tot slot
Hebt u na het lezen van deze blog nog vragen over de TVL-regeling? Of wilt u sparren met onze advocaten over een specifieke kwestie? Neem contact op met onze sectie ondernemingsrecht via het e-mailadres ondernemingsrecht@vangelderadvocaten.nl of telefonisch via 088-8840840. We helpen u graag verder!