Beroepscodes in de zorg: do’s en dont’s voor social media

In onze eerdere blog hebben wij reeds toegelicht hoe socialmediagebruik in de zorg zich verhoudt tot de AVG. In deze blog lichten we toe hoe socialmediagebruik zich verhoudt tot verschillende beroepscodes en handreikingen.

Beroepscodes

Voor medische hulpverleners geldt het beroepsgeheim uit de WGBO en Wet BIG. Jeugdhulpverleners hebben ook een geheimhoudingsplicht op basis van de Jeugdwet. Aanvullende regels over het beroepsgeheim staan voor verschillende beroepen beschreven in beroepscodes, gedragsregels en handreikingen. Meerdere beroepsgroepen hebben hun eigen beroepscodes en gedragsregels, zoals artsen, verpleegkundigen en verzorgenden, tandartsen en psychologen. Een nieuw fenomeen waar zorginstellingen mee te maken krijgen is de populariteit van social media en de relatie die hulpverleners met patiënten via social media kunnen hebben.

Social media

Social media zijn online webplatformen waar gebruikers de inhoud bepalen. Communicatie tussen gebruikers onderling staat centraal. Denk aan: Facebook, Twitter, WhatsApp, LinkedIn, Instagram, Snapchat, YouTube, webfora en blogs. Personen kunnen via deze social media informatie delen over zichzelf, maar ook over anderen. Sommige social media bieden daarnaast de mogelijkheid vriendschapsverzoeken te verzenden en accepteren (Facebook), een connectieverzoek te versturen (LinkedIn) of om personen te volgen (o.a. Twitter en LinkedIn). Social media zoals Facebook en Twitter kunnen zowel privé als zakelijk gebruikt worden. Medische hulpverleners kunnen ook social media hebben. Maar wanneer is dit gebruik in strijd met beroepscodes? In deze blog bespreken we hoe socialmediagebruik geregeld is bij de beroepsgroepen ‘artsen’ en ‘verpleegkundigen/verzorgenden’.

Beroepsgroep: artsen

Voor artsen geldt de ‘Handreiking voor artsen – Artsen en Social Media’ van de KNMG Artsenfederatie. Deze handreiking bevat een aantal aanbevelingen en is bedoeld om artsen te ondersteunen bij het gebruik van social media.

Artsen moeten volgens de KNMG bij het gebruik van social media het beroepsgeheim en privacy in acht nemen (Aanbeveling 2.1). Ook moet de anonimiteit van de patiënt gegarandeerd worden en mag geen tot patiënten herleidbare informatie gepubliceerd worden. Dit zou alleen mogen in geanonimiseerde vorm of met toestemming van een volledig geïnformeerde patiënt (Aanbeveling 2.2).

Wanneer artsen zich zowel als privépersoon als professional presenteren op social media, vergroot dat het risico dat zakelijke en persoonlijke communicatie door elkaar lopen. Artsen moeten een scheiding maken tussen persoonlijk en zakelijk socialmediagebruik. Artsen moeten transparant zijn of het socialmedia-account zakelijk is of niet. Volgens de KNMG zouden artsen alleen als professional contacten met patiënten mogen onderhouden en niet als privépersoon. Online persoonlijke relaties met huidige of voormalige patiënten moeten worden voorkomen (aanbeveling 3.2). Het risico op grensoverschrijdend gedrag en tuchtrechtelijke klachten wordt hierdoor kleiner. Als een arts wenst te communiceren met een patiënt via social media, moet de patiënt voldoende geïnformeerd worden (Aanbeveling 3.3).

Beroepsgroep: verpleegkundigen en verzorgenden

Voor verpleegkundigen en verzorgenden bestaat de handreiking ‘Hoe gebruik je sociale media op een verantwoorde manier’ van de V&VN Beroepsvereniging van zorgprofessionals. Verpleegkundigen/verzorgenden moeten professionele grenzen in acht nemen in de relatie met een zorgvrager volgens de V&VN. Vertrouwelijke informatie van de zorgvrager mag niet online verspreid worden via bijvoorbeeld Facebook, Twitter, blogs of webfora. Na het plaatsen van informatie van zorgvragers op social media, kan de verspreiding ervan ook niet meer in de hand gehouden worden.

Verpleegkundigen en verzorgenden moeten professionele grenzen in acht nemen in de relatie met de zorgvrager. De zorgvrager mag niet als vriend of connectie toegevoegd worden op persoonlijke social media. Ook moet niet ingegaan worden op een uitnodiging van een zorgvrager om ‘vrienden’ of connecties te worden. Het zou hierdoor onmogelijk worden een professionele zorgrelatie in stand te houden. Als een socialmedia-account alleen voor professionele doeleinden bestemd is, dan mogen zorgvragers wel geaccepteerd en toegevoegd worden. De scheiding tussen persoonlijke en professionele social media moet duidelijk blijken. Wanneer dezelfde identiteit gebruikt wordt voor zowel persoonlijke als professionele social media, dan kunnen grenzen vervagen.

Conclusie

Uit het bovenstaande blijken de volgende do’s en don’t’s voor professionals in de zorg:

Do’s:

  • Maak een scheiding tussen persoonlijke en professionele social media.
  • Onderhoud bij voorkeur geen of slechts professioneel contact met patiënten/zorgvragers via social media.
  • Scherm socialmedia-accounts af met privacyinstellingen, beveiliging en adequate wachtwoorden.

Dont’s:

  • Deel geen tot individuele patiënten/zorgvragers te herleiden informatie op social media.
  • Vorm geen persoonlijke relaties met huidige of voormalige patiënten.
  • Voeg patiënten/zorgvragers niet als ‘vriend’ of connectie toe op Facebook, Twitter of overige social media.
  • Gebruik niet dezelfde identiteit voor privé en zakelijke social media.

Tot slot

Heeft u vragen over socialmediagebruik in de zorg, het beroepsgeheim en beroepscodes? Neem dan contact op met onze sectie privacyrecht via het e-mailadres privacyrecht@vangelderadvocaten.nl of telefonisch via 088- 88 40 840. Wij helpen u graag verder.