Vraagt u zich weleens af of uw onderneming onder een verplicht gesteld bedrijfstakpensioenfonds valt? U bent zeker niet de enige. In de praktijk merken wij dat bedrijfstakpensioenfondsen steeds vaker aankloppen bij werkgevers.
Wat is een bedrijfstakpensioenfonds?
Bedrijfstakpensioenfondsen zijn pensioenfondsen die (kunnen) gelden voor iedereen werkzaam in een bepaalde bedrijfstak, zoals de uitzendbranche, zorg en welzijn, apotheken, landbouw of schoonmaak- en glazenwassersbedrijven. De verplichte aansluiting (ook wel de verplichtstelling genaamd) bij een bedrijfstakpensioenfonds volgt in de meeste gevallen uit een zogenaamd verplichtstellingsbesluit van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Verplichtstelling kan ook volgen uit een cao. Slechts in bepaalde gevallen kan ontheffing worden verleend aan een werkgever, zodat deelname aan een verplicht bedrijfstakpensioenfonds niet geldt.
Voor- en nadelen
Het voordeel van bedrijfstakpensioenfondsen is dat iedere werknemer in een bepaalde bedrijfstak valt onder dezelfde regeling, zodat een gelijk percentage aan premie wordt betaald. Ook wanneer een werknemer wisselt van werkgever binnen dezelfde bedrijfstak, kan dezelfde pensioenregeling worden behouden.
De keerzijde van bedrijfstakpensioenfondsen is dat werkgevers en werknemers hun keuzevrijheid voor een pensioenregeling verliezen. Een verplichtstelling kan ook nadelige financiële gevolgen hebben voor een werkgever, want de werkgever is verplicht premies af te dragen voor alle werknemers (mogelijk zelfs met terugwerkende kracht!).
Onenigheden over verplichtstellingsbesluit
Wanneer een werkgever onder de werkingssfeer valt van een verplichtstellingsbesluit (of cao), moeten alle werknemers worden aangemeld bij het bedrijfstakfonds en moeten premies worden afgedragen. Vanwege de verstrekkende gevolgen van een verplichtstelling, zult u begrijpen dat in de praktijk vaak onenigheid bestaat over de uitleg van een verplichtstellingsbesluit. Zo ook in een recente zaak bij het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch.
Arrest Gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 30 mei 2017
De werkgever oogst en verkoopt kaviaar sinds 1 september 2008. Per 1 februari 2012 beschikt de werkgever over personeel. In juni 2013 heeft Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Landbouw (BPL) de werkgever een vragenformulier toegezonden met het verzoek deze in te vullen en terug te sturen. De werkgever heeft dit gedaan, waarna BPL de werkgever heeft medegedeeld dat zij onder de verplichtstelling van BPL valt. BPL vordert premies van de werkgever voor de periode van 1 januari 2012 tot juni 2014, nu de werkgever pas sinds juni 2014 premies heeft betaald aan BPL. Hoe oordeelt het hof over de vermeende verplichtstelling?
Het hof kijkt bij de beoordeling met name naar de terminologie in de verplichtstellingsbesluiten. In de verplichtstellingsbesluiten wordt beschreven dat ‘activiteiten in de agrarische sector’ onder de verplichtstelling vallen. Volgens het hof wordt in normaal spraakgebruik onder ‘agrarisch’ verstaan: landbouw of land- en tuinbouw. Alle ‘agrarische’ activiteiten opgesomd in de verplichtstellingsbesluiten houden verband met ‘droog’ (o.a. landbouw). Geen enkele activiteit hing samen met ‘nat’ (visserijen of het kweken van vissen). Het verplichtstellingsbesluit van 2013 spreekt daarnaast over een ‘groene sector’, terwijl visserijen met ‘blauw’ worden geassocieerd. Het hof concludeert dat het houden van vissen niet onder de werkingssfeer van het bedrijfstakpensioenfonds valt, omdat de naam van het pensioenfonds landbouw is en de activiteiten van de werkgever niet agrarisch of ‘groen’ zijn. De werkgever hoeft dus geen premies te betalen en de reeds betaalde premies moeten door BPL worden terugbetaald aan de werkgever. Het lijkt erop dat BPL in deze zaak dus… achter het net heeft gevist.
Wat vinden wij van deze uitspraak?
Wij kunnen ons vinden in het oordeel van het hof en vinden het vergezocht dat een visserij onder de categorie ‘landbouw’ zou kunnen vallen. Naar onze mening lijkt BPL te veel gericht te zijn geweest op zoveel mogelijk verplichte aansluitingen van werkgevers bij het pensioenfonds. Hierdoor lijkt BPL de reikwijdte/grenzen van de verplichtstellingsbesluiten uit het oog te verliezen.
Een interessante uitspraak dus over het belang van terminologie in verplichtstellingsbesluiten en de factoren die meewegen bij het beoordelen van de werkingssfeer van verplichtstellingsbesluiten. U kunt de uitspraak hier lezen.
Tip
Een verplichtstelling voor een bedrijfstakpensioenfonds heeft voor een werkgever vergaande gevolgen. Zo zou een bedrijfstakpensioenfonds bij een werkgever kunnen aankloppen om achterstallige pensioenpremies te vorderen. Kijk bijvoorbeeld naar StiPP (het bedrijfstakpensioenfonds voor de uitzendbranche), die stipt op nummer 1 staat met het aankloppen bij werkgevers voor premies. Het is dus van groot belang dat een werkgever zeker weet dat zijn of haar bedrijf niet onder een verplicht bedrijfstakpensioenfonds valt. Om deze reden adviseren wij werkgevers regelmatig een check te doen of zij al dan niet onder een verplicht bedrijfstakpensioenfonds vallen (de zogenaamde bpf-check).
Vraagt u zich af of uw bedrijf verplicht is deel te nemen aan een bedrijfstakpensioenfonds en wilt u een zogenaamde bpf-check? Of hebt u andere vragen over bedrijfstakpensioenfondsen en verplichtstellingsbesluiten? Neem dan contact op met onze sectie arbeidsrecht via het e-mailadres arbeidsrecht@vangelderadvocaten.nl of telefonisch via 088- 88 40 840. Wij helpen u graag verder.