Uitspraak Hof versterkt positie schuldeisers in de uitoefening van het retentierecht

Afbeelding bouw

Wat is het retentierecht?

Het retentierecht is de bevoegdheid die aan een schuldeiser toekomt om de afgifte van een zaak op te schorten totdat de schuldenaar aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan. Het retentierecht kan in bepaalde gevallen ook worden ingeroepen tegen derden die een recht op de zaak hebben.

Voorwaarden

Tot aan de uitspraak van het Gerechtshof van 29 maart jl. werd er vanuit gegaan dat voor het uitoefenen van het retentierecht aan de volgende voorwaarden moet zijn voldaan:

  • een opeisbare vordering op de schuldenaar;
  • feitelijke macht over de zaak;
  • voldoende samenhang tussen de vordering en de verplichting tot afgifte van de zaak.

Uitspraak van het Hof

Op 29 maart jl. heeft het Gerechtshof ‘s-Hertogenbosch zich uitgelaten over een zaak waarin het inroepen van retentierecht tegen een derde een rol speelde. In deze zaak ging het in het kort om het volgende.

Tussen een aannemer en een projectontwikkelaar is begin 2011 een aannemingsovereenkomst gesloten voor de nieuwbouw van acht woningen. Bij de aanvang van de bouw heeft de aannemer een hek geplaats om het bouwterrein. Een van de woningen op het omheinde terrein was in eigendom van de projectontwikkelaar, die de woning ten gunste van een derde had belast met een hypotheekrecht. Op een gegeven moment gaat de projectontwikkelaar failliet. Zowel de aannemer als de derde hebben een vordering op de projectontwikkelaar.

Tussen de aannemer en de derde ontstaat een geschil over de vraag welk recht voor gaat, het hypotheekrecht van de derde of het retentierecht van de aannemer. Voor beantwoording van deze vraag maakt de wet onderscheid in rechten die jonger en rechten die ouder zijn dan het retentierecht.

Opeisbare vordering

Het bijzondere aan deze uitspraak is dat het Hof voor beantwoording van voornoemde vraag het voldoende acht dat vaststaat wanneer de vordering van de aannemer op zijn contractuele wederpartij is ontstaan en dat de opeisbaarheid van deze vordering er niet toe doet. In de praktijk is van een opeisbare vordering sprake wanneer er facturen zijn verzonden, waarvan de betalingstermijn is verstreken.

Het Hof koppelt dus het rechtsgeldig ontstaan van het retentierecht aan het moment van het sluiten van de aannemingsovereenkomst en niet aan het moment dat de facturen opeisbaar zijn geworden. Dit betekent in deze zaak dat de derde met het hypotheekrecht het nakijken heeft, nu het sluiten van de aannemingsovereenkomst eerder heeft plaatsgevonden dan de vestiging van het hypotheekrecht en tevens ook aan de andere voorwaarden voor het inroepen van het retentierecht is voldaan.

Kortom

Het Hof heeft geoordeeld dat voor de effectieve uitoefening van het retentierecht het vereiste van opeisbaarheid van facturen niet geldt. Dit betekent voor de praktijk dat er geen sprake hoeft te zijn van facturen waarvan de betalingstermijn is verstreken, wil een schuldeiser met succes een beroep kunnen doen op zijn retentierecht.

Klikt u hier om de volledige uitspraak van het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch te lezen.

Hebt u vragen over het retentierecht? Neem dan contact op met onze sectie ondernemingsrecht via het e-mailadres ondernemingsrecht@vangelderadvocaten.nl of telefonisch via 088- 88 40 840. Wij helpen u graag verder.