Bestuurdersaansprakelijkheid in de zorg voor boedeltekort

Untitled-design-17

In juni vorig jaar kwam de Rechtbank Noord-Nederland in een opmerkelijke zaak tot het oordeel dat de bestuurders van een zorginstelling op zorginhoudelijke gronden aansprakelijk waren voor het boedeltekort van deze instelling. Het betreft de zaak “Diogenes”. Dit is interessant, omdat in de (rechts)praktijk veelal tot een dergelijk oordeel wordt gekomen in gevallen waarin bestuurders onverantwoorde beslissingen op financieel gebied hebben genomen. Daarvan was in de Diogenes- zaak geen sprake. Reden om eens dieper in te zoomen op deze zaak.

De feiten

In januari 2001 is de stichting Diogenes opgericht. Deze stichting hield zich bezig met het bieden van huisvesting aan en het verzorgen van dagbesteding voor mensen met een verstandelijke handicap. In 2009 begint het te rommelen binnen de zorginstelling. Een groep oud-medewerkers maakt per brief aan meerdere instanties en personen haar bezorgdheid kenbaar over de gang van zaken bij Diogenes. Zo zouden bewoners worden gestraft, gekleineerd en opgestookt richting familie en medewerkers, zouden het personeelsbeleid en de medicatieverschaffing niet op orde zijn en was er volgens de oud-medewerkers sprake van onbeschofte behandeling en manipulatie op financieel gebied. De zaak kwam al snel in de media terecht en meerdere instanties doken er bovenop. Bewoners vertrokken en een nieuwe aanwas van cliënten bleef uit. Hierdoor liepen de inkomsten van Diogenes drastisch terug met – uiteindelijk – faillissement tot gevolg.

Vordering curator

De curator vordert, kort gezegd, een verklaring voor recht dat de bestuurders van Diogenes hoofdelijk aansprakelijk zijn voor het tekort van de boedel.

Het toetsingskader  

Om te bepalen of de bestuurders van een onderneming hoofdelijk aansprakelijk zijn voor een boedeltekort, dient te worden nagegaan of a) het bestuur zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en b) aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement.

  1. De vraag of het bestuur zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld, moet worden beoordeeld naar hetgeen het bestuur voorzag of kon voorzien op het moment dat het die taak vervulde. Aan dit criterium ligt het idee ten grondslag dat het niet de bedoeling is bestuurders te straffen voor onopzettelijke domheden en beleidsfouten. Van “kennelijk” onbehoorlijk bestuur kan slechts worden gesproken als geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – aldus gehandeld zou hebben. Hierbij dienen alle ter zake dienende omstandigheden van het geval in totaliteit en in onderling verband en samenhang beschouwd, te worden betrokken.
  2. De bestuurders moeten hebben gehandeld met de (objectieve) wetenschap dat de schuldeisers zullen worden benadeeld. Het is niet vereist dat de kennelijke onbehoorlijke taakvervulling de enige oorzaak van het faillissement is, maar moet wel in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het faillissement.

Beoordeling rechtbank

De rechtbank is van mening dat er sprake is van kennelijk onbehoorlijk bestuur. Dit oordeel vindt zijn grondslag in de meerdere, als ernstig te kwalificeren, tekortkomingen van zorginhoudelijke aard zijdens het bestuur van Diogenes. De tekortkomingen bestaan volgens de rechtbank o.a. uit de wijze van bejegening van bewoners, personeel en verwanten, het onvoldoende scholen van personeel en het onvoldoende bieden van ondersteuning in kwaliteitsverbetering. Daarbij hebben zij naar de mening van de rechtbank bij constatering van de tekortkomingen onvoldoende doeltreffende maatregelen genomen om het geschonden vertrouwen te herstellen en dergelijke misstanden in de toekomst te voorkomen. Alle omstandigheden tezamen genomen en in onderling verband bezien, maken dat de bestuurders naar het oordeel van de rechtbank hebben gehandeld zoals geen redelijk denkend bestuurder – onder dezelfde omstandigheden – gehandeld zou hebben.

De rechtbank neemt in overweging dat een beroep op de bepaling waarin de hoofdelijke aansprakelijkheid van bestuurders in geval van faillissement is neergelegd (artikel 2:248 BW), doorgaans wordt gedaan in gevallen waarin bestuurders onverantwoorde beslissingen hebben genomen op financieel gebied. Echter, de rechtbank ziet evenwel in de kern geen verschil tussen dergelijke handelingen en onzorgvuldige, laakbare handelingen als onderhavige: beide kunnen grote gevolgen hebben voor de vermogens- en liquiditeitspositie van de onderneming. Naar het oordeel van de rechtbank hebben de bestuurders op enig moment moeten kunnen begrijpen dat door hun handelwijze het voortbestaan van de onderneming op het spel werd gezet en dat de onderneming ook financieel schade zou lijden waardoor – uiteindelijk – schuldeisers benadeeld zouden worden. Zelfs als de bestuurders van Diogenes zich niet realiseerden dat zorgwetgeving op Diogenes van toepassing is – wat de rechtbank op zich al als kwalijk bestempelt – moeten zij zich ervan bewust zijn geweest dat een goede bejegening en het bieden van veiligheid essentieel zijn voor behoud van cliënten en de continuïteit van hun bedrijf. In die (basis)voorziening zijn de bestuurders van Diogenes volgens de rechtbank – naar genoegzaam is gebleken – ernstig tekortgeschoten. De rechtbank wijst de vordering van de curator toe.

Kortom: wanneer het veronachtzamen van toepasselijke zorgwetgeving en het tekortschieten op zorginhoudelijk terrein ertoe leiden dat de vermogens- en liquiditeitspositie van een zorginstelling verslechteren en aannemelijk is dat deze handelingen een belangrijke oorzaak vormen van het faillissement, kunnen – onder omstandigheden – de bestuurders hoofdelijk aansprakelijk worden gehouden voor het tekort van de boedel.

Klik hier om de volledige uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland te lezen.

Hebt u vragen over (een) bestuurdersaansprakelijkheidskwestie(s)? Neem dan contact op met onze sectie ondernemingsrecht via het e-mailadres ondernemingsrecht@vangelderadvocaten.nl of telefonisch via 088- 88 40 840. Wij helpen u graag verder.